14 mei 2007 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJN-nummer: AE2447 Zaaknr: BK 590/00
Onder de wet op de inkomstenbelasting 1964 was de koersstijging van beleggingen niet belast. Keerzijde daarvan was, dat een koersdaling niet aftrekbaar was. Wordt binnen een BV belegd, dan is het koersresultaat onderdeel van de winst. Een BV leent geld uit aan de directeur/aandeelhouder. Deze gebruikt het geleende geld voor de aankoop van effecten. In de aangifte inkomstenbelasting worden de effectenportefeuille aangegeven en de betaalde rente op de lening van de BV. Vervolgens wordt het standpunt ingenomen, dat de beleggingen ten onrechte op naam van de directeur/aandeelhouder zijn gesteld en dat deze toebehoren aan de BV. De inspecteur accepteert in tweede instantie het verlies op de aandelen niet. Hof Leeuwarden is met de inspecteur van mening, dat er sprake is van een niet aftrekbaar koersverlies in privé. Uitgaande van een positief rendement is onder de wet IB 2001 beleggen in privé, dus in box 3, al snel voordeliger dan in de BV. Het nadeel van de box 2 heffing bij uitkering van dividend wordt al bij een bescheiden rendement gecompenseerd door de lagere belastingheffing in box 3.