14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AP9630 Zaaknr: 38779
De jonggehandicaptenaftrek is bedoeld voor arbeidsongeschikten die van jongs af aan niet in staat zijn geweest om ongehinderd deel te nemen aan het arbeidsproces en daardoor niet in de gelegenheid zijn geweest om zich een betere inkomenspositie te verwerven. De wetgever heeft deze aftrek beperkt tot de arbeidsongeschikten die een Wajonguitkering ontvangen. Dat is om doelmatigheidsreden gedaan. Omdat de wetgever hierbij een ruime beoordelingsvrijheid heeft is er geen verboden discriminatie door de aftrek niet toe te kennen aan arbeidsongeschikten, die voldoen aan de kenmerken van de wetgever maar die geen Wajonguitkering hebben. Volgens de Hoge Raad mag de om reden van doelmatigheid een dergelijk onderscheid maken zonder het discriminatieverbod te overtreden.