14 mei 2007 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJN-nummer: AE7683 Zaaknr: 98/05517
Een holdingmaatschappij verkoopt haar dochtermaatschappijen. De koper blijft de koopsom schuldig. De koper heeft ook de vorderingen van de holding op de dochtermaatschappijen overgenomen. Omdat een van de aandeelhouders in de holding bang is, dat de koper de schuld niet volledig zal aflossen, wordt bij de koop een garantieovereenkomst gesloten met de koper. Die overeenkomst komt er op neer, dat de aandeelhouder bereid is genoegen te nemen met een lagere opbrengst als de schuld eerder wordt afgelost. Beide aandeelhouders van de holding nemen daarom ieder een deel van de vordering, die de holding op de koper heeft, over voor de nominale waarde van de vordering. Vervolgens lost de koper de schuld af, onder aftrek van de afgesproken korting. De aandeelhouder wil de korting ten laste van de winst brengen. Volgens de inspecteur heeft de aandeelhouder genoegen genomen met een lagere opbrengst bij verkoop van de aandelen van de dochtermaatschappijen van de holding. Dat bedrag kan bij de holding niet ten laste van de winst worden gebracht omdat het onder de deelnemingsvrijstelling valt. Om die reden kan het bedrag ook niet ten laste van de winst van de aandeelhouder komen. Hof Den Bosch is het met de inspecteur eens. De onderhandelingen met de koper over de korting bij aflossing vonden plaats in de hoedanigheid van aandeelhouder en niet in de hoedanigheid van schuldeiser.