14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJNAY8480, 42382
Zogenaamde ziektekosten zijn aftrekbaar waneer zij een inkomensafhankelijke drempel overschrijden. Niet alle kosten die gemaakt worden in verband met ziekte behoren tot de mogelijk aftrekbare kosten. De vraag in een procedure was of uitgaven voor zwemmen en gymnastiek tot deze categorie behoorden. Daarvoor was vereist dat de activiteiten onderdeel vormen van een behandeling en erop gericht zijn om de fysieke en psychische toestand van een patiƫnt te verbeteren of zo goed mogelijk in stand te houden. Om voor aftrek te kwalificeren moeten deze activiteiten plaatsvinden onder toezicht of begeleiding van een (para)medicus. Is dat niet het geval dan kunnen de uitgaven toch aftrekbaar zijn wanneer het gaat om therapeutische activiteiten waaraan gezonde personen niet plegen deel te nemen. Hof Den Bosch kwam op grond van een verklaring van de huisarts van de belanghebbende tot het oordeel dat dit het geval was en stond de aftrek van de gedane uitgaven toe. Het Hof had echter niet vastgesteld dat de activiteiten daadwerkelijk onder medisch toezicht en medische begeleiding plaatsvonden. De enkele vaststelling dat de activiteiten volgens de huisarts plaatsvonden 'op medisch voorschrift en onder medische controle' was onvoldoende om de aftrek toe te staan volgens de Hoge Raad. Mogelijk had de huisarts met 'onder medische controle' iets anders bedoeld dan dat hij of een andere medisch geschoolde hulpverlener rechtstreeks toezicht hield en begeleiding gaf bij de activiteiten. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd en de zaak verwezen naar Hof Arnhem.