14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AR5767, 04/00184
Een BV hield zich bezig met beleggingen en vermogensbeheer. De BV verstrekte leningen aan haar directeur/enig aandeelhouder, die daarmee effecten kocht. De belastingdienst was van mening, dat de BV een te lage rente berekende over de leningen en stelde een uitdeling van winst aan de DGA. De BV was het daarmee niet eens. De gehanteerde rente was 4,5 %. De DGA had een aantal zekerheden verstrekt aan de BV. De BV toonde aan, dat haar huisbankier vanwege de zekerheden die waren verstrekt, een korting op het rente tarief zou geven van 1,7 %. Het tarief, dat de bank zou berekenen kwam dan op 4,55 % voor het jaar 2000. Volgens Hof Amsterdam is het verschil van 0,05% te klein om de door de BV berekende rente als onzakelijk aan te merken.