Landbouwvrijstelling in casu van toepassing bij verkoop erfpachtrecht

14 mei 2007 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJN: AV0204, BK 851/03

Een melkveehouder verkocht in het jaar 2000 het recht van erfpacht op een perceel grond tegen een koopsom van ƒ 235.000 aan de gemeente. In 1977 had de melkveehouder het erfpachtrecht om niet verkregen van een stichting voor de duur van 26 jaren. Op de erfpachtovereenkomst was het Besluit uitgiftevoorwaarden Grondbank van toepassing. De gemeente verwierf tegelijk met de aankoop van het erfpachtrecht de blote eigendom van het perceel. De waarde in het economische verkeer bij agrarische bestemming van het perceel grond bedroeg ten tijde van de verwerving in december 1977 ƒ 20.000. In zijn aangifte inkomstenbelasting 2000 ging de melkveehouder uit van een waarde in het economische verkeer bij agrarische bestemming van het erfpachtrecht van ƒ 70.519 en maakte hij voor het verschil aanspraak op de landbouwvrijstelling. De inspecteur stelde zich op het standpunt dat de landbouwvrijstelling niet van toepassing was. Het verschil in benadering werd veroorzaakt doordat de melkveehouder uitging van een resterende duur van het erfpachtrecht van 17 jaar op grond van het Besluit. De inspecteur ging uit van een resterende duur van drie jaar volgens de oorspronkelijke overeenkomst. Verder hield de melkveehouder rekening met het door de stichting van wie hij het erfpachtrecht had verkregen gevoerde beleid dat erfpachters de blote eigendom konden kopen voor 60% van de waarde in het economische verkeer bij agrarische bestemming. Daaruit leidde hij af dat de waarde van het erfpachtrecht 40% van die waarde bedroeg. Hof Leeuwarden volgde de opvatting van de melkveehouder dat de mogelijkheid van verlenging en de mogelijkheid tot aankoop van de blote eigendom onderdeel waren van het geheel van rechten en verplichtingen van het erfpachtrecht. Dat werd bevestigd door de omstandigheid, dat de gemeente voor het erfpachtrecht ƒ 235.000 wilde betalen terwijl zij op dat moment al de blote eigenaar was van de grond. Bij een resterende looptijd van het erfpachtrecht van drie jaar zou dat een absurd hoge prijs zijn.