14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AU4331, 41206
De landbouwvrijstelling is van toepassing op grond die dienstbaar is aan het landbouwbedrijf. Daarvoor is niet nodig dat de grond wordt gebruikt voor de feitelijke productie van landbouwproducten. Volgens de Hoge Raad moet de vrijstelling ook worden toegepast op grond die was gekocht om daarop tuinbouwkassen te bouwen. De landbouwer verkocht de grond echter door omdat hij zijn uitbreidingsplannen niet kon uitvoeren. De Hoge Raad vond voor toepassing van de landbouwvrijstelling voldoende dat de tuinbouwer de grond bedrijfsklaar had gemaakt en zich bezig had gehouden met de financiering van de bouw van de kassen. De grond was binnen de uitoefening van een landbouwbedrijf gebruikt. Het afwijkende oordeel van Hof Den Haag was niet juist.