14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AU5153, 40069
In een procedure over een beschikking vaststelling rekenvermogen voor de Huursubsidiewet was de waarde van een met Legio-Lease gesloten aandelenlease-overeenkomst in geschil. Hof Den Haag ging daarbij uit van de waarde van de onderliggende aandelen en van de in de overeenkomst opgenomen winstverdubbelaar. Het Hof paste een correctie wegens incourantheid van 10 % toe omdat de aandelen tussentijds niet verkocht konden worden. De belanghebbende was het niet eens met het oordeel van het Hof, omdat bij tussentijdse beëindiging van de lease-overeenkomst de winstverdubbelaar verviel.Volgens de Hoge Raad moet voor de bepaling van het rekenvermogen de aandelenlease-overeenkomst in aanmerking worden genomen voor de waarde in het economische verkeer op de peildatum. De opbrengst bij beëindiging van de overeenkomst op de peildatum is niet zonder meer gelijk aan de waarde in het economische verkeer van de overeenkomst. Wanneer tussentijdse beëindiging op de peildatum objectief niet te verwachten is vanwege de financiële nadelen daarvan, is de waarde bij voortzetting van de overeenkomst beslissend. De waarde bij voortzetting van de overeenkomst was niet in geschil. Volgens de belanghebbende was de waarde van de overeenkomst bij tussentijdse beëindiging lager. Dat betekende dat het Hof terecht was uitgegaan van de waarde bij voortzetting van de overeenkomst.