14 mei 2007 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJN-nummer: AL8039 Zaaknr: BK 866/98
Een vennootschap heeft direct na haar oprichting het op de aandelen gestorte bedrag van ƒ 40.000 uitgeleend aan haar enige aandeelhouder, een BV. Die BV had in het vorige jaar grote verliezen geleden en was ten tijde van de oprichting van de dochter-BV bezig haar bedrijf te beëindigen. Twee weken na de oprichting van de dochter-BV werd surseance van betaling verleend en enkele maanden later was de moeder failliet. Volgens Hof Leeuwarden is afwaardering van de vordering ten laste van de winst van de dochter niet mogelijk omdat op het moment van verstrekken van de lening duidelijk was dat die niet zou worden terugbetaald. De betaling heeft op onzakelijke gronden plaatsgevonden.