Levering pand na overlijden geen fictieve verkrijging

11 april 2007 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJNBA6693,06/00194

De Successiewet bevat een aantal fictiebepalingen. Een van die bepalingen merkt als een erfrechtelijke verkrijging aan een verkrijging ten koste van het vermogen van de erflater die bij de rechtshandeling, die de verkrijging tot gevolg had, partij was. Deze bepaling is alleen van toepassing onder bepaalde in de wet genoemde omstandigheden. De erflater moet in verband met de genoemde rechtshandeling tot zijn overlijden het genot hebben gehad van een vruchtgebruik of een periodieke uitkering. Hof Den Bosch moest de vraag beantwoorden of een uitgesteld recht van levering van een woning tot na het overlijden van de erflater aan een vruchtgebruik gelijk was. Volgens de wetsgeschiedenis heeft de betreffende fictiebepaling betrekking op rechtshandelingen waarbij een vermogensbestanddeel van de erflater wordt omgezet in een genotsrecht dat eindigt bij zijn overlijden. Naar het oordeel van het Hof deed zich een dergelijke omzetting in een genotsrecht niet voor. Door het uitgestelde recht van levering bleef de eigendom van de woning onderdeel van het vermogen van de erflater. De situatie was als volgt. In 1994 verkocht de erflater zijn woning aan zijn erfgenamen voor ƒ 345.000. De levering werd uitgesteld tot een door de erflater te bepalen tijdstip, maar uiterlijk drie maanden na het overlijden van de erflater. De erflater overleed in 2003. De waarde van de woning bedroeg toen € 310.000. De inspecteur merkte het verschil tussen de waarde en de koopsom aan als een fictieve verkrijging. De uitgestelde levering viel echter niet onder de betreffende fictiebepaling. Eerder besliste Hof Amsterdam al in gelijke zin.