3 mei 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJNBA5609, 02/03772
In een bekend jazzcafé traden op 3 à 4 dagen per week artiesten op. Jaarlijks organiseerde het café ongeveer 200 optredens. De overeengekomen vergoeding lag meestal tussen ƒ 600 en ƒ 1.200, maar hogere bedragen kwamen ook voor. Volgens Hof Amsterdam ging de exploitant van het café zogenaamde overeenkomsten van korte duur aan met de artiesten. Voor de loonbelasting worden dergelijke overeenkomsten als dienstbetrekkingen beschouwd. De uitbetaalde vergoedingen worden in hun geheel tot het loon gerekend. Bij de berekening van de verschuldigde loonbelasting hield de inspecteur volgens het Hof terecht rekening met een kostenforfait van 15% voor binnenlandse en 25% voor buitenlandse artiesten. Het Hof vond aannemelijk dat de exploitant van het café op de hoogte was van de artiestenregeling. De exploitant maakte niet aannemelijk dat met de artiesten enkel een vergoeding van kosten was overeengekomen. Hij had daarom moeten voldaan aan de verplichtingen die behoren bij het voeren van een loonadministratie, zoals het vastleggen van persoonsgegevens. De inspecteur had terecht het anoniementarief toegepast.