Losse krachten transportbedrijf waren in dienstbetrekking werkzaam

14 mei 2007 | Centrale Raad van Beroep | jurisprudentie | LJN: AT5974, 04/2929 CSV

Een transportonderneming betaalde bedragen voor verrichte werkzaamheden zonder deze bedragen te verantwoorden in de loonadministratie. Volgens het UWV waren de personen die de werkzaamheden hadden verricht in een dienstbetrekking werkzaam en bestond er dus verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringen. Het UWV stelde daarom over de jaren 2000 en 2001 correctienota’s en boetenota’s vast. De bezwaren daartegen werden afgewezen. De Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank dat aan de drie vereisten voor het bestaan van een privaatrechtelijke dienstbetrekking was voldaan. Er was een verplichting tot loonbetaling, een verplichting tot persoonlijke dienstverrichting en een gezagsverhouding. Het bezit van een verklaring arbeidsrelatie van de belastingdienst speelde volgens de rechtbank geen rol, omdat deze verklaring niet uitsloot dat verzekeringsplicht op grond van artikel 3 van de sociale werknemersverzekeringswetten werd aangenomen. De correctienota’s waren terecht opgelegd. Dat gold ook voor de boetenota’s, omdat de werkgever wist of behoorde te weten dat hij opgave had moeten doen van het aan betrokkenen betaalde loon.