Maximum verlies voor medegerechtigde

14 mei 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJNBA0840, 04/01810

De wet IB 2001 kent naast de ondernemer de zogenaamde medegerechtigde. Dat is iemand die deelt in de winst van een onderneming maar zelf geen ondernemer is. Een medegerechtigde heeft geen recht op de speciale faciliteiten die voor ondernemers gelden indien zij aan het urencriterium voldoen. De commanditaire vennoot in een CV is een voorbeeld van een medegerechtigde. Voor medegerechtigden geldt een beperking van de aftrek van verliezen in de vorm van de maximumverliesbepaling. Op grond van die bepaling kan tijdens de periode van de medegerechtigdheid fiscaal niet meer verlies worden genomen dan de waarde van de onderneming op het moment van ontstaan van de medegerechtigdheid, vermeerderd met het saldo van de latere stortingen. Over de uitleg van deze bepaling ging een procedure voor Hof Arnhem. In deze casus was niet alleen het totale resultaat negatief, maar ook het vermogen van de onderneming. Volgens de tekst van de wet moet de absolute waarde van het negatieve resultaat (dat is dus een positief bedrag) worden vergeleken met het vermogen. De medegerechtigde meende dat ook van het negatieve vermogen de absolute waarde moest worden genomen, waardoor het verschil van twee positieve bedragen moest worden berekend. De inspecteur meende dat de absolute waarde van het negatieve resultaat moest worden vergeleken met het werkelijke, in dit geval negatieve, vermogen. In die opvatting was de winstcorrectie groter. De cijfermatige uitwerking is als volgt. Het vermogen van de CV bedroeg op 31 december 2001 € 586 negatief. Het verliessaldo was € 509. De medegerechtigde berekende de bijtelling als volgt: De absolute waarde van het verlies was 509. De absolute waarde van het vermogen was 586. Het verschil tussen de absolute waarde van het vermogen en de absolute waarde van het verlies bedroeg 77. Volgens de medegerechtigde was dat het bedrag van de bijtelling. De inspecteur berekende het verschil tussen de absolute waarde van het verlies ad 509 en het vermogen van 586 negatief. Dit verschil bedroeg 1095. De inspecteur telde het verschil bij het inkomen van de medegerechtigde. Het Hof volgde, gelet op de redactie van het wetsartikel, de opvatting van de inspecteur.