Mededeling in aangifte voorkomt navordering niet door omvang van de inkomsten

14 mei 2007 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN-nummer: AO8629 Zaaknr: 02/07256

In haar aangifte inkomstenbelasting 1998 merkte een belastingplichtige op, dat zij, naast haar aangegeven inkomen, in dat jaar ongeveer f 5.000 aan vrijwillige bijdragen heeft ontvangen voor de bemiddeling bij het realiseren van gezelschap voor ouderen. Zij was van mening dat geen sprake is van inkomsten. De aanslag is door de inspecteur vastgesteld overeenkomstig de aangifte. Later stelde de FIOD een onderzoek in. Daaruit bleek, dat zij in 1998 ongeveer f 30.000 aan inkomsten uit zorgbemiddeling heeft ontvangen. De inspecteur legde een navorderingsaanslag op, ondanks het ontbreken van een nieuw feit. Volgens Hof Amsterdam was dat toegestaan omdat de belanghebbende te kwader trouw was. Zij had in haar aangifte wel extra inkomsten vermeld, maar het vermelde bedrag was beduidend lager dan het werkelijk ontvangen bedrag.Gezien de omvang van de werkzaamheden en de daarmee ontvangen bedragen kon zij naar het oordeel van het Hof in redelijkheid niet menen dat die bedragen niet aangegeven hadden moeten worden. Zij heeft een aanzienlijk bedrag, ook in verhouding tot het wel aangegeven inkomen, niet in haar aangifte vermeld. Dat betekent, dat zij de vereiste aangifte niet heeft gedaan. De belanghebbende moest daarom bewijzen, dat de aanslag onjuist was. Daarin slaagde zij niet door het ontbreken van een administratie. De navorderingsaanslag bleef in stand, omdat de schatting van de inspecteur redelijk was.