14 mei 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJN: AT7878, 04/00871
Een ondernemer kocht in 1983 een pand, dat na verbouwing bestond uit een bedrijfsgedeelte op de begane grond en een bovenwoning. De bovenwoning had een zelfstandige ingang en beschikte over alle benodigde voorzieningen. De ondernemer verhuurde de bovenwoning. Zowel het bedrijfsgedeelte als de bovenwoning rekende de ondernemer vanaf 1983 tot het ondernemingsvermogen. In de aangifte over het jaar 2001 stelde de ondernemer zich op het standpunt dat de bovenwoning verplicht privé-vermogen was op het moment van aankoop. Hij rekende de bovenwoning zonder fiscale gevolgen niet meer tot zijn ondernemingsvermogen. De inspecteur was van mening dat de bovenwoning keuzevermogen vormde en dat de ondernemer aan de bij de aanschaf van het pand gemaakte keuze voor ondernemingsvermogen was gebonden. Tussen partijen was niet in geschil dat het pand splitsbaar was. De bovenwoning was een zelfstandig, aan derden verhuurd, gedeelte van het pand dat voor de (vermogens)etikettering zelfstandig moest worden beoordeeld. De bovenwoning had geen enkele functie in de onderneming en evenmin was het de bedoeling om de bovenwoning op een later moment voor de onderneming te gebruiken. Naar het oordeel van Hof Arnhem vormde de bovenwoning verplicht privé-vermogen. Op grond van de foutenleer kon de bovenwoning in het oudste nog openstaande jaar zonder fiscaalrechtelijke gevolgen overgebracht worden naar het privé-vermogen. Niet van belang was dat de ondernemer in het verleden ten laste van de winst had afgeschreven op de bovenwoning en de ontvangen huur in de winst had begrepen.