Minnelijke taxatie was onverbindend door achterhouden relevante informatie

14 mei 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJN: AW2043, 04/00526

Het gezamenlijke taxatierapport dat is opgemaakt naar aanleiding van een minnelijke waardering van een pand door een taxateur van de belastingdienst en een taxateur namens een belastingplichtige is geen vaststellingsovereenkomst tussen de belastingplichtige en de inspecteur. De inspecteur was niet aan deze taxatie gebonden toen bleek dat de taxateur van de belastingplichtige belangrijke informatie had achtergehouden. De belastingplichtige was een ondernemer die het pand per 31 december 2000 naar zijn privévermogen wilde overbrengen in verband met de beëindiging van zijn ondernemingsactiviteiten. De minnelijke taxatie kwam uit op een bedrag van ƒ 275.000. Het pand stond al ruim een jaar te koop, aanvankelijk voor ƒ 499.000 maar later voor ƒ 475.000. Volgens de inspecteur had de taxateur van de belastingdienst ingestemd met een waarde van ƒ 275.000 op grond van de onverkoopbaarheid van het pand wegens ernstige gebreken. Ten tijde van de taxatie waren er twee potentiële kopers voor wie de vraagprijs voor het pand kennelijk geen beletsel vormde voor een bezichtiging van het pand. De taxateur van de belastingplichtige was tevens de verkopende makelaar en was dus op de hoogte van de interesse voor het pand. Hij verzuimde de taxateur van de belastingdienst hierover te informeren. Naar het oordeel van het Hof had de belastingplichtige al vóór het vaststellen van de minnelijke taxatie moeten begrijpen dat de wederpartij bij de waardering van het pand van onjuiste of onvolledige gegevens zou uitgaan. Gezien het korte tijd na de taxatie gedane bod op het pand en de verkoop voor een bedrag van ƒ 415.000 had de belastingplichtige na de taxatie kunnen weten dat de uitkomst daarvan niet juist was. Het zou in strijd met de redelijkheid en billijkheid zijn om de inspecteur te houden aan de uitkomst van de minnelijke taxatie. Het Hof volgde de opvatting van de inspecteur over de te hanteren waarde bij het overbrengen van het pand naar het privévermogen niet. De inspecteur meende dat daarbij de verkoopprijs moest worden gehanteerd. Volgens het Hof moest de overgang plaats vinden tegen de waarde in het economische verkeer. Het Hof schatte deze waarde op ƒ 410.000 en verlaagde daarom het vastgestelde belastbare inkomen met ƒ 5.000.Vanwege het achterhouden van essentiële informatie had de belastingplichtige opzettelijk een te lage aangifte gedaan. De boete van 50 % van de meer verschuldigde belasting was daarom terecht opgelegd. Het Hof verminderde de boete echter met 10 % vanwege het tijdsverloop sinds het moment van aankondiging van de boete tot de datum van de uitspraak van het Hof.