14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AT5469, 37523
De Hoge Raad onderschrijft het oordeel van Hof Den Haag dat een grondreinigingsinstallatie een onroerende zaak is. Het ging om een installatie die weliswaar mobiel van opzet was, maar al sinds 1986 op dezelfde plaats stond. De installatie was aangesloten op het gasnet en voorzien van alle overige openbare nutsvoorzieningen. De installatie stond los op een vloeistofdichte gewapende betonplaat en woog meer dan 120 ton. Volgens het Hof was naar buiten kenbaar dat de installatie bestemd was om duurzaam ter plaatse te blijven, ondanks de bereidheid en de mogelijkheid om indien economisch interessant de installatie te verplaatsen. Het oordeel van het Hof dat de installatie deel uitmaakte van het bedrijfscomplex en dat de installatie zowel visueel als functioneel één geheel vormde met de overige onderdelen van het bedrijfscomplex was feitelijk van aard en daarom niet in cassatie te bestrijden. Volgens het Hof was het bedrijfscomplex als geheel naar aard en inrichting bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven. De omstandigheid dat de installatie was ontworpen als een mobiele installatie sloot volgens de Hoge Raad niet uit dat de installatie toch duurzaam met de grond werd verenigd.