14 mei 2007 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN: AX8932, 05/00695
Verliezen die een vennootschap maakt zijn verrekenbaar met de belastbare winsten van volgende jaren. Aan deze verrekening zijn echter beperkingen gesteld. De totstandkoming van een fiscale eenheid heeft tot gevolg dat een verlies uit een jaar voor de fiscale eenheid de status voorvoegingsverlies krijgt. Een dergelijk verlies is alleen verrekenbaar met de eigen winst van de BV als ware er geen fiscale eenheid. Een fusie tussen twee vennootschappen die een fiscale eenheid vormen kan tot gevolg hebben dat een dergelijk voorvoegingsverlies niet kan worden verrekend wanneer de vennootschap die het verlies heeft geleden door de fusie ophoudt te bestaan. Door het ophouden te bestaan eindigt weliswaar de fiscale eenheid, maar op grond van een besluit van de staatssecretaris van Financiën is het mogelijk de gevolgen van de verbreking van de fiscale eenheid op verzoek buiten toepassing te laten. Volgens Hof Amsterdam heeft een aanvaard beroep op dat besluit tot gevolg dat er niets veranderd in de wijze waarop voorvoegingsverliezen verrekend kunnen worden. De belanghebbende vergeleek de ontstane situatie met liquidatie van de dochtermaatschappij. In dat geval zouden de activiteiten van de dochter voortaan eigen activiteiten zijn, met als gevolg dat de daaruit voortvloeiende winst als ‘eigen’ winst met het voorvoegingsverlies zou kunnen worden verrekend. In materieel opzicht bestaat er volgens de belanghebbende geen verschil tussen een liquidatie van een dochter binnen een fiscale eenheid en een juridische fusie. Daarom zou het onbillijk zijns om ingeval van een juridische fusie verrekening van het voorvoegingsverlies met winst van de voorheen door de dochter gedreven onderneming niet toe te staan. Volgens het Hof geldt voor de juridische fusie een specifieke wettelijke regeling die niet is gelijk te stellen met de liquidatie van een dochter binnen een fiscale eenheid.