14 mei 2007 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN: AV7827, 05/00169
Een ondernemer sloot in de loop van een aantal jaren drie leningen ter financiering van zijn toetreden tot een maatschap en de daarop gevolgde mutaties in dat samenwerkingsverband. Vanwege de samenhang van deze leningen met het verwerven van een aandeel in een beroepspraktijk en het genieten van winst uit onderneming rekende de ondernemer de leningen terecht tot zijn ondernemingsvermogen. Wanneer een ondernemer een activum vervreemdt is hij niet verplicht om met de opbrengst van dat activum de schuld die hij ter financiering daarvan is aangegaan af te lossen. Dat is anders wanneer de opbrengst naar het privévermogen wordt overgebracht. De ondernemer in kwestie verkocht in 1999 de helft van zijn praktijk. Deze verkoop merkte hij - terecht - aan als een gedeeltelijke staking van zijn onderneming. De ondernemer gebruikte de opbrengst niet binnen zijn onderneming maar voor de financiering van een tot zijn privévermogen behorende lijfrentepolis. Volgens Hof Amsterdam kon de ondernemer om die reden de destijds aangegane schulden niet meer in hun geheel als ondernemingsschulden blijven aanmerken. Daardoor was de aftrek van de betaalde rente over deze schulden niet mogelijk ten laste van de winst.