Nadere conclusie recht van overgang

16 januari 2009 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJNBH1822, CPG 39819

Het EG-verdrag regelt ondermeer de vrijheid van het kapitaalverkeer tussen ingezetenen van de lidstaten. Nalatenschappen en legaten vallen onder het kapitaalverkeer van persoonlijke aard. Nederland kent, naast de heffing van het recht van successie over de waarde van de nalatenschap van haar inwoners, de heffing van het recht van overgang bij overlijden van niet-inwoners. Het recht van overgang wordt geheven over de waarde van in Nederland gelegen onroerende zaken. Bij de heffing van het successierecht wordt rekening gehouden met schulden van de overledene. Dat geldt ook voor de overbedelingsschulden die een erfgenaam krijgt op grond van bijvoorbeeld een ouderlijke boedelverdeling. Bij een ouderlijke boedelverdeling worden alle zaken toebedeeld aan de langstlevende partner. De kinderen krijgen dan een vordering op de langstlevende ouder, omdat deze ten opzichte van de kinderen is overbedeeld. Bij de heffing van het recht van overgang wordt alleen rekening gehouden met op de betreffende onroerende zaak drukkende hypotheekschulden. Met overbedelingsschulden wordt geen rekening gehouden. Wel wordt met de ouderlijke boedelverdeling rekening gehouden door het recht van overgang te heffen van de langstlevende partner over de volle waarde van de onroerende zaak. Volgens het Hof van Justitie EG is dat in strijd met de vrijheid van het kapitaalverkeer. Het Hof van Justitie EG beantwoordde een door de Hoge Raad gestelde prejudiciële vraag. De zaak had betrekking op een inwoner van Italië, die ten tijde van zijn overlijden een in Nederland gelegen woning in eigendom had. Zijn in Italië wonende vrouw en kinderen waren de erfgenamen. Op grond van de ouderlijke boedelverdeling werd de woning toebedeeld aan de echtgenote. De erfgenamen hadden een gezamenlijke aangifte voor het recht van overgang gedaan, ieder voor zijn aandeel in de nalatenschap. De belastingdienst had in plaats daarvan een aanslag opgelegd aan de echtgenote voor de volle waarde van de woning. Deze aanslag viel door de progressie in het tarief hoger uit dan het volgens de aangifte verschuldigde totaalbedrag. De Advocaat-generaal bij de Hoge Raad heeft een nadere conclusie gewijd aan het arrest van het Hof van Justitie EG. Uit het arrest wordt namelijk niet duidelijk wat er nu moet gebeuren. Nederland zou de aftrek van overbedelingsschulden kunnen toestaan, maar Nederland mag ook andere maatregelen nemen als daardoor wordt voorkomen dat het overgangsrecht hoger is dan het successierecht. Volgens de Advocaat-generaal zijn er twee methoden om de EG-rechtelijke bovengrens van de Nederlandse heffingsbevoegdheid te bepalen: 1. een binnenlandse-boedelbenadering en 2. een nationale behandeling, vergelijkbaar met de behandeling op verzoek voor buitenlands belastingplichtigen voor de inkomstenbelasting. Welke van deze twee methoden de minste beperkingen van het Nederlandse heffingsrecht oplevert is alleen door een aanvullend feitelijk onderzoek vast te stellen. De conclusie luidt daarom dat de zaak moet worden verwezen naar een ander Hof voor feitelijk onderzoek.