14 augustus 2008 | Overig | jurisprudentie | LJNBG6214, 07/8145
Wanneer de inspecteur ontdekt dat looninkomsten ten onrechte onbelast zijn gebleven, heeft hij de keuze om een naheffingsaanslag loonbelasting op te leggen aan de werkgever of om een aanslag inkomstenbelasting op te leggen aan de werknemer. De inspecteur heeft geen keuzevrijheid meer als het loon is betrokken in een definitieve aanslag inkomstenbelasting of als het opleggen van een navorderingsaanslag inkomstenbelasting niet mogelijk is omdat een nieuw feit ontbreekt. De werkgever kan zich niet tegen een naheffingsaanslag loonbelasting verzetten door te verwijzen naar de mogelijkheid om een aanslag inkomstenbelasting op te leggen aan de werknemer. Bij het opleggen van een naheffingsaanslag loonbelasting wegens gebleken onjuistheden bij de inhouding is het eindheffingsregime van toepassing. Dat betekent dat wordt aangenomen dat de werkgever de loonheffing voor zijn rekening heeft genomen, zodat het betaalde loon netto is geweest. De niet ingehouden loonheffing maakt dan deel uit van de heffingsgrondslag, dat wil zeggen dat voor de bepaling van de na te heffen belasting het loon moet worden teruggerekend naar een bruto bedrag. Een werkgever die niet beschikte over het adres van een werknemer en die erkende dat verhaal van de loonheffing op deze werknemer onmogelijk was, had naar het oordeel van de rechtbank direct van de mogelijkheid van verhaal afgezien. Dat betekende dat in dat geval terecht het eindheffingsregime was toegepast.