Naheffing loonbelasting wegens deelname DGA aan spaarloonregeling

14 mei 2007 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJN-nummer: AL8393 Zaaknr: 01/01146

Volgens constante rechtspraak van de Hoge Raad kan geen naheffingsaanslag loonbelasting worden opgelegd als voor het desbetreffende loonbestanddeel geen (navorderings)aanslag inkomstenbelasting kan worden opgelegd. Deze regel is bedoeld om te voorkomen, dat een ambtelijk verzuim bij de heffing van de inkomstenbelasting wordt hersteld door een naheffingsaanslag loonbelasting. In een procedure voor Hof Den Bosch was in geschil of de belastingdienst in strijd met deze regel naheffingsaanslagen loonbelasting had opgelegd aan een BV. De DGA/enig werknemer van de BV maakte gebruik van de spaarloonregeling. Dat is volgens een arrest van de Hoge Raad niet mogelijk. De aangiften inkomstenbelasting over de jaren waarop de naheffing betrekking had waren door de inspecteur gevolgd bij het vaststellen van de aanslag. Volgens het Hof hoefde de inspecteur niet te twijfelen aan de correctheid van de aangiften. De inspecteur beging geen ambtelijk verzuim bij het opleggen van de aanslagen inkomstenbelasting en beschikte over een nieuw feit, dat navordering rechtvaardigde.Volgens het Hof gaf het arrest van de Hoge Raad van 15 december 1999, nr. 32 263, BNB 2000/211* aanleiding voor een gericht onderzoek naar de gevallen, waarin directeuren/groot aandeelhouders ten onrechte deelnamen aan de werknemersspaarregelingen. Dit onderzoek heeft de inspecteur een nieuw feit opgeleverd.