Naheffing motorrijtuigenbelasting op onjuiste grond: beroep slaagt

14 mei 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJN-nummer: AE1034 Zaaknr: 99/0383

De Wet op de MotorrijtuigenBelasting (MRB) kent verschillende voorschriften voor de belastingheffing. Zo bestaat er naast de reguliere regeling (het houderschap van een personenauto, motor of vrachtauto en het gebruik van de weg met een autobus worden belast) een regeling voor tot de bedrijfsvoorraad behorende voertuigen. Voor de bedrijfsvoorraad geldt, dat proefritten gemaakt kunnen worden met een zogenaamd handelaarskenteken, de bekende groene platen. Belasting is verschuldigd door de kentekenhouder. Het onderscheid is ondermeer van belang wanneer wordt nageheven, zoals blijkt uit de volgende casus. Een bedrijf handelt in autobussen en verhuurt autobussen. Een tot de bedrijfsvoorraad gerekende bus wordt feitelijk verhuurd en rijdt dus ten onrechte met handelaarskenteken rond. De inspecteur legt een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting op. Daartegen tekent het bedrijf beroep aan. Gezien de feiten (gebruik van de weg met handelaarskenteken, maar voor andere doeleinden dan een proefrit) lijkt het beroep kansloos. Toch slaagt het beroep, omdat de inspecteur de naheffingsaanslag op de onjuiste gronden heeft opgelegd. Hij is uitgegaan van een tot de bedrijfsvoorraad behorende bus en een onjuist gebruik van het handelaarskenteken. Het Hof heeft vastgesteld, dat de bus niet tot de bedrijfsvoorraad behoort maar bestemd is voor de verhuur. Daardoor is niet het standaard tijdvak van 12 maanden van toepassing, maar moet rekening gehouden worden met de periode van houderschap c.q eerdere betalingen. Duidelijk is, dat de bus sedert 1 juli 1998 tot de bedrijfsvoorraad is gerekend. Niet duidelijk is wanneer de bus is geregistreerd op naam van het bedrijf en of over eerdere tijdvakken de belasting is voldaan. Om die reden vernietigt het Hof de aanslag.