14 mei 2007 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJN: AX8278, 97/21496
De belastingdienst legde in 1996 een naheffingsaanslag omzetbelasting met een boete op. De naheffingsaanslag had ondermeer betrekking op het in de jaren 1992 tot en met 1995 ten onrechte toepassen van het nultarief. De ondernemer betwistte dit gedeelte van de naheffing en de opgelegde boete. Hof Leeuwarden vernietigde de naheffing. Uitgangspunt daarvoor was dat de inspecteur niet had bewezen dat hij terecht en tot de juiste bedragen had nageheven. De inspecteur had de ondernemer niet duidelijk gemaakt op welke transacties de correcties betrekking hadden en wat er mankeerde aan de boeken en bescheiden waarmee de ondernemer de toepassing van het nultarief had onderbouwd. De belastingdienst had een boekenonderzoek bij de ondernemer gehouden. Daarvan was een rapport opgemaakt dat niet aan de ondernemer was verstrekt en evenmin door de inspecteur bij de gedingstukken gevoegd. De ondernemer had meerdere malen aan de inspecteur om opheldering gevraagd, maar die was nooit verstrekt. Het vernietigen van een deel van de naheffingsaanslag had tot gevolg dat het daarop betrekking hebbende deel van de boete ook verviel. De vraag was of het resterende deel van boete wel in stand kon blijven. Het Hof was van oordeel dat dit niet het geval was omdat de belastingdienst de ondernemer niet uiterlijk op het moment van het opleggen van de verhoging op de hoogte had gesteld van de gronden waarop de verhoging berustte. Volgens het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden had dat wel gemoeten.