14 mei 2007 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJNBA2460, 04/00991
De belastingdienst legde aan iemand op één aanslagbiljet een naheffingsaanslag accijns en een naheffingsaanslag omzetbelasting op wegens het voorhanden hebben van een partij sigaretten voor een totaal bedrag van ƒ 773.000. De douane had op 1 april 1997 een aantal partijen ongebanderolleerde sigaretten in beslag genomen, onder meer op het huisadres van de belanghebbende. Naar aanleiding van een procedure voor Hof Arnhem vernietigde de inspecteur de naheffingsaanslag omzetbelasting ambtshalve. De belanghebbende ging tegen de uitspraak van Hof Arnhem in cassatie bij de Hoge Raad. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar Hof Den Bosch. Hof Den Bosch moest de vraag beantwoorden of de bewijslast wegens het niet doen van aangifte voor de accijns was verzwaard en bij de belanghebbende lag. De tweede vraag waarvoor het Hof zich zag gesteld was of de belasting was berekend over de juiste aantallen sigaretten. De inspecteur baseerde zijn standpunt dat de bewijslast moest worden omgekeerd op de afwezigheid van een administratie van de handel in sigaretten, het niet doen van de vereiste aangiften accijns en de aanwezigheid van valse vervoersdocumenten. Het Hof leidde uit de wetshistorie af, dat de verplichting tot het doen van aangifte ontstaat door uitreiking van een aangiftebiljet en niet rechtstreeks uit de wet voortvloeit. De belanghebbende had wel om uitreiking van aangiftebiljetten moeten vragen, maar het niet doen van een dergelijk verzoek leidt niet tot omkering van de bewijslast. Het Hof was verder van oordeel dat de belanghebbende niet was verplicht om een administratie te voeren. Om die reden kon het de belanghebbende niet worden aangerekend dat hij in zijn administratie valse vervoersdocumenten zou hebben opgenomen. De bewijslast dat de naheffingsaanslag accijns niet te hoog was lag dus bij de inspecteur. Onder verwijzing naar het arrest van Hoge Raad in deze procedure kon de naheffingsaanslag accijns slechts in stand blijven voor zover de inspecteur aannemelijk wist te maken dat de belanghebbende de in beslag genomen sigaretten voorhanden had gehad in de periode waarop de naheffingsaanslag betrekking had. Daar slaagde de inspecteur ten dele in. Het Hof verminderde de naheffingsaanslag accijns tot een bedrag van ƒ 91.000.