Navordering toegestaan als belastingdienst kennis wel had maar bevoegde inspecteur niet

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AF4151 Zaaknr: 37088

Een in het buitenland wonende persoon, die voor zijn emigratie een onderneming dreef, heeft in een reeks van jaren nabetalingen gehad uit de onderneming. Die nabetalingen hadden betrekking op vorderingen op opdrachtgevers. Bij het beƫindigen van zijn onderneming waren deze vorderingen op nihil gewaardeerd. In tegenstelling tot de rest van de onderneming had de belastingplichtige de vorderingen niet overgedragen aan degene, die de onderneming voortzette. Enkele jaren na de emigratie is de belastingdienst gestopt met het toesturen van aangiftebiljetten. Op grond van gegevens uit de aangifte van de overnemer, waarin de nabetalingen zijn opgenomen, heeft de belastingdienst een navorderingsaanslag opgelegd met verhoging en berekening van invorderingsrente. In de procedure tegen die aanslag was Hof Den Haag van oordeel, dat de belastingdienst de bevoegdheid miste om na te vorderen, omdat de gegevens waarop de aanslag is gebaseerd al bekend waren bij de belastingdienst op het moment waarop werd besloten geen aanslag op te leggen aan de belastingplichtige. De Hoge Raad heeft die uitspraak vernietigd, omdat een andere inspecteur dan degene, die de kennis bezat, bevoegd was om een aanslag op te leggen. De bevoegde inspecteur beschikte niet over de gegevens; de kennis van niet tot zijn eenheid behorende personen kan hem niet worden toegerekend.