15 december 2003 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN-nummer: AO2503 Zaaknr: 03/00723
De exploitant van een taxibedrijf voerde vanuit de Verenigde Staten een limousine in, die door de fabrikant was geleverd aan een bedrijf, dat speciale uitvoeringen bouwt van auto’s. De auto in kwestie was onder meer verlengd. In een procedure over de aanslag BPM was in geschil hoe die in dit geval moest worden berekend. De BPM wordt berekend over de netto catalogusprijs. Dat is de door de importeur geadviseerde verkoopprijs. De officiële importeur van het merk voerde wel het oorspronkelijke type van de auto in, maar niet de verbouwde uitvoering. Voor deze auto bestond dus geen netto catalogusprijs. Afhankelijk van de situatie geldt dan een voorschrift om een dergelijke prijs vast te stellen. De inspecteur baseerde zich op het berekeningsvoorschrift voor het geval merk en type niet bekend zijn. De catalogusprijs moet dan zodanig worden opgebouwd dat deze de catalogusprijs van een officiële importeur, zo deze er zou zijn, zo dicht mogelijk benadert. Dat kan door de aanschafprijs (incl. vervoer- en verzekeringskosten tot aan de grens) te vermeerderen met invoerrecht en winstmarge. Hof Amsterdam was het met deze benadering niet eens. Door de ombouw waren merk en type van de auto niet gewijzigd. Er moest dus worden uitgegaan van vergelijking met een door de importeur wel ingevoerd model, waarvoor een prijs was vastgesteld. Dat had tot gevolg, dat de aanslag werd verminderd.