14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AN8171 Zaaknr: 38170
Naar het oordeel van de Hoge Raad geldt het verbod in de wet op de loonbelasting om over een periode, waarover geen salaris wordt genoten vrijgestelde pensioenaanspraken op te bouwen niet voor aanspraken op grond van een verplichte beroepspensioenregeling. Volgens de Hoge Raad geldt het verbod niet voor de verplichte deelname een beroepspensioenregeling, omdat een dergelijke regeling niet kan worden gemanipuleerd door de individuele deelnemer. De casus betrof een tandarts, wiens praktijk was ingebracht in een BV. Hij viel onder de verplichte pensioenregeling voor tandartsen, die afhankelijk is van de ziekenfondsverrichtingen. De premie kwam voor rekening van de BV. Daarnaast had de BV voor hem een pensioenregeling in eigen beheer getroffen. In 1995 genoot hij geen salaris. De BV had in dat jaar niets toegevoegd aan de pensioenreserve, die zij had gevormd voor de pensioenregeling, die zij in eigen beheer hield. De belastingdienst legde een naheffingsaanslag loonbelasting op aan de BV, waarin de totale pensioenaanspraak in de belastingheffing werd betrokken. Hof Amsterdam oordeelde, dat die aanslag vernietigd moest worden.