Niet kunnen benutten heffingskortingen omdat partner in Duitsland werkte in strijd met EG-recht

14 mei 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJN: AV1346, 03/00243

Twee fiscale partners woonden in Nederland. Een van hen werkte in Nederland, de andere in Duitsland. De in Nederland werkende partner gaf over het jaar 2001 een negatief belastbaar inkomen uit werk en woning aan. Dit bedrag was opgebouwd uit looninkomsten en de negatieve inkomsten uit de eigen woning van € 19.970. Deze partner maakte aanspraak op toepassing van de algemene heffingskorting (€ 1.576), de arbeidskorting (€ 920) en de combinatiekorting (€ 138). De inspecteur stond toepassing van de heffingskortingen niet toe omdat er geen inkomensheffing verschuldigd was. De in Duitsland werkende partner verdiende in 2001 een bedrag van € 35.544. Op deze inkomsten werd in Duitsland Lohnsteuer ingehouden, zonder rekening te houden met de persoonlijke of de gezinssituatie. Na toepassing van de regeling ter voorkoming van dubbele belasting was hij in Nederland geen inkomstenbelasting verschuldigd. Hof Arnhem stelde vast dat de in Nederland werkende partner voldeed aan de criteria voor toepassing van de genoemde heffingskortingen. Dat was in strijd met het Europese recht. Indien de partner niet in Duitsland maar in Nederland in dienstbetrekking zou hebben gewerkt had de in Nederland werkende partner recht gehad op (verhoging van) de gecombineerde heffingskorting. Voor deze belemmering van het vrije verkeer van werknemers bestond geen deugdelijke rechtvaardigingsgrond. Het Hof was van oordeel dat de belanghebbende recht had op de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de combinatiekorting tot een totaalbedrag van € 2.634. Omdat de belanghebbende binnenlands belastingplichtige was en verzekerd en premieplichtig voor de Nederlandse volksverzekeringen, had hij recht op het belastingdeel en het premiedeel van de heffingskortingen.