Niet opleggen van naheffingsaanslag loonbelasting is geen voordeel voor werknemers

14 mei 2007 | Centrale Raad van Beroep | jurisprudentie | LJN: AT6253, 03/5634 CSV

Wegens het niet voldoen aan de wettelijke verplichting voor werkgevers om de identiteit van hun werknemer vast te stellen aan de hand van een identiteitsbewijs was de belastingdienst voornemens om naheffingsaanslagen loonbelasting naar het anoniementarief op te leggen. De belastingdienst liet de termijn voor het opleggen van naheffingsaanslagen over een aantal jaren waarin niet aan de genoemde verplichting was voldaan echter verstrijken. Volgens vaste rechtspraak geldt de van een werkgever nageheven loonbelasting als loon voor de werknemer wanneer de werkgever deze niet op hem verhaalt maar voor zijn rekening neemt. Over dat voordeel uit dienstbetrekking zijn premies werknemersverzekeringen verschuldigd. Omdat naheffing niet meer mogelijk was hadden de werknemers geen voordeel. Dat had tot gevolg dat de premiecorrectienota’s die het UWV had opgelegd, moesten vervallen.Met betrekking tot het premiejaar 2000 deelde de werkgever mee een eventuele naheffingsaanslag te zullen en kunnen verhalen op de bij hem bekende werknemers. Dit betekende dat er geen reëel voordeel uit dienstbetrekking en dus geen loon als bedoeld in de Coördinatiewet Sociale Verzekering was. Ook voor het jaar 2000 moest de premiecorrectienota vervallen. De Centrale Raad van Beroep merkte nog op dat de werkgever niet bij de loonbetaling al had afgezien van verhaal of verhaal bij voorbaat onmogelijk had gemaakt. In dat geval was er wel een voordeel voor de werknemers, dat als premieplichtig loon kon worden aangemerkt.