Niet voldaan aan voorwaarden geruisloze inbreng: staking onderneming

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AD8779 Zaaknr: 36359

Onder de wet IB 1964 was het mogelijk om een onderneming tegen de commerciële waarde fiscaal geruisloos in te brengen in een BV. De in de onderneming aanwezige goodwill wordt dan, na aftrek van de latente belastingclaim, omgezet in aandelenkapitaal zonder heffing van inkomstenbelasting. De hoogte van de goodwill is vele malen de inzet geweest van geschillen met de belastingdienst. In de onderhavige casus gaat een maat in een maatschap uit van een goodwill voor zijn aandeel van ƒ 950.000. Volgens de inspecteur bedraagt zijn goodwill niet meer dan ƒ 167.000. Uitgaande van de berekening van de inspecteur is op de aandelen veel minder dan het nominale bedrag gestort. Daarmee is niet voldaan aan de voorwaarden voor de geruisloze inbreng. De inspecteur heeft bij de vaststelling van de aangifte inkomstenbelasting geen rekening gehouden met een geruisloze inbreng, maar is uitgegaan van beëindiging van de onderneming. De door hem berekende goodwill is in het inkomen begrepen. In geschil is of de inspecteur de goodwill op de juiste wijze heeft berekend. Daarbij wordt aangevoerd, dat bij de inbreng van het maatschapsaandeel van de andere maat de belastingdienst een goodwill van ƒ 1.000.000 heeft voorgesteld als compromis. Omdat het een andere inspectie betreft is de inspecteur in deze casus daaraan niet gebonden. Het Hof volgt de opvatting van de inspecteur. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het Hof.