15 mei 2003 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJN-nummer: AH9266 Zaaknr: 00/02106
Een besloten vennootschap heeft drie aandeelhouders. Een van de aandeelhouders is een natuurlijke persoon, de andere twee zijn BV’s. De natuurlijke persoon heeft een aanmerkelijk belang in de vennootschap. Hij houdt 62,5% van de aandelen in de vennootschap direct, terwijl hij enig aandeelhouder is van de beide andere aandeelhouders. De vennootschap heeft een grote agioreserve. Ten laste van die reserve zijn in 1995 aandelen uitgegeven aan de aandeelhouders. De natuurlijke persoon heeft in totaal ƒ 625.000 nominaal aandelenkapitaal, waarvan ƒ 100.000 bij de aankoop van de vennootschap is verkregen en ƒ 525.000 als dividend ten laste van de agioreserve. In de loop van 1996 worden ten laste van de agioreserve preferente aandelen uitgegeven. De eerste maal gaat het om ƒ 2.500.000 nominaal; de tweede maal gaat het om ƒ 1.000.000. De aandelen van de eerste uitgifte worden door de vennootschap ingekocht. De statuten van de vennootschap worden niet aangepast; het aandelenkapitaal wordt niet teruggebracht en de nominale waarde van de aandelen wordt ook niet verminderd. De aandelen van de tweede uitgifte worden verkocht voor de nominale waarde aan de medeaandeelhouders. De inspecteur heeft de opbrengst van de aandelen, in totaal ƒ 3.500.000, bij het inkomen van de aandeelhouder geteld en belast tegen het aanmerkelijk belangtarief van 25%. Dat is met ingang van 1 januari 1997 in de wet opgenomen, maar voor een aantal specifieke situaties geldt dit tarief sinds 4 juni 1996. In de procedure voor Hof Arnhem is in geschil of dit bedrag terecht in de belastingheffing is betrokken en zo ja, welk tarief moet worden toegepast. Het Hof is van oordeel, dat de herkomst van de gewone aandelen, die de aandeelhouder bezat voor de uitgifte van de preferente aandelen in 1996, bepalend is voor de behandeling van de uitgegeven aandelen. De eerste uitgifte bedroeg ƒ 2.500.000. Omdat de aandeelhouder niets heeft betaald voor de in 1995 verkregen bonusaandelen is op een gedeelte van 525.000 (de bonusaandelen)/625.000 (alle gewone aandelen) van de dividenduitkering het nieuwe aanmerkelijk belangregime van toepassing, inclusief het nieuwe tarief van 25%. Dat betekent, dat ƒ 2.100.000 als regulier voordeel (dividenduitkering) is belast tegen 25%. Het restant is toe te rekenen aan de oorspronkelijke aandelen en bedraagt 100.000/625.000 van ƒ 2.500.000 is ƒ 400.000. Omdat de aandelen zijn ingetrokken zonder statutenwijziging en er voldoende winstreserves in de vennootschap aanwezig waren is dit een progressief belaste dividenduitkering, aldus het Hof. De tweede uitgifte wordt op dezelfde wijze toegerekend aan de oorspronkelijke gewone aandelen en de later verkregen bonusaandelen. Dat betekent, dat op een gedeelte van ƒ 840.000 het nieuwe AB-regime van toepassing. Het voordeel is belast tegen 25%. Het restant ad ƒ 160.000 valt onder het oude AB-regime. De aandelen voldoen aan de voorwaarden die de oude regeling stelde aan aanmerkelijk belangaandelen. De verkrijgingsprijs van die aandelen bedroeg nihil. De vervreemdingsprijs was de nominale waarden. Het verschil tussen vervreemdingsprijs en verkrijgingsprijs ad ƒ 160.000 is belast tegen het oude AB-tarief van 20%.