15 november 2006 | Ministerie van Financiën | besluit | CPP2006/1894M, Stcrt. nr. 228
De minister van Financiën heeft een tweetal besluiten waarin het beleid over de voortzettingswaarde bij de bedrijfsopvolging voor de Successiewet 1956 samengevoegd en geactualiseerd. Het besluit bevat geen nieuwe standpunten. Met ingang van 1 januari 2002 geldt een nieuwe bedrijfsopvolgingsregeling voor het successie- en schenkingsrecht. Uitgangspunt is de waarde in het economische verkeer van de onderneming. 30% van de waarde van een onderneming mag buiten de heffing blijven. Voor slecht renderende ondernemingen kent de wet een faciliteit. Als de voortzettingswaarde, dat is de waarde van de onderneming onder de verplichting deze tenminste vijf jaar voort te zetten, lager is dan de liquidatiewaarde mag worden uitgegaan van de voortzettingswaarde. Er wordt een conserverende aanslag opgelegd voor het verschil tussen de liquidatiewaarde en de voortzettingswaarde. Voor beide faciliteiten geldt als voorwaarde dat de verkrijger de onderneming gedurende vijf jaar voortzet. De regeling geldt niet alleen voor ondernemingsvermogen, maar ook voor aanmerkelijk belang aandelen. Voor het waarderen van ondernemingsvermogen wordt fiscaal meestal de rentabiliteitsmethode gebruikt. De minister van Financiën keurt goed, dat in plaats van de rentabiliteitsmethode de discounted cashflow methode (DCF) wordt gebruikt. De maximale termijn voor berekening van de contante waarde van de kasstromen in de onderneming is 15 jaren. Een rekenmodule voor de berekening van de voortzettingswaarde is te vinden op de website van de belastingdienst: http://www.belastingdienst.nl/reken/vzw_ber/voortzettingswaarde.html