11 september 2008 | Ministerie van Financiën | besluit | CPP2008/355M, Stcrt. nr. 184
De staatssecretaris van Financiën heeft de bestaande besluiten over de vrijstelling van overdrachtsbelasting samengevoegd en geactualiseerd. Het nieuwe besluit betekent niet dat het beleid is gewijzigd. Onderstaand volgt een overzicht van de goedkeuringen van de staatssecretaris die zijn opgenomen in dit besluit. - De verkrijging van een onroerende zaak bij een verdeling van een gemeenschap tussen samenwoners is onder voorwaarden vrijgesteld van overdrachtsbelasting. Als voorwaarde geldt onder meer dat de gemeenschap is ontstaan door een gezamenlijke verkrijging. Het aandeel van een samenwoner moet tenminste 40% en ten hoogste 60% bedragen. De vrijstelling geldt alleen voor onroerende zaken die tijdens de samenwoning gezamenlijk zijn verkregen. De staatssecretaris keurt goed dat de vrijstelling ook geldt voor een onroerende zaak die uiterlijk één jaar voor aanvang van de samenwoning gezamenlijk is verkregen. De termijn van één jaar geldt niet voor een woning in aanbouw die na de oplevering het hoofdverblijf van de samenwoners is geworden. - Onder omstandigheden mag de vrijstelling ook worden toegepast indien er niet daadwerkelijk is samengewoond, bijvoorbeeld omdat de relatie wordt verbroken voordat de woning is opgeleverd of de verbouwing gereed is. - De vrijstelling geldt voor de verkrijging bij verdeling tijdens de samenwoning. De staatssecretaris keurt goed dat de vrijstelling ook geldt bij de verdeling van onroerende zaken nadat de samenwoning is beëindigd. - De vrijstelling bij de verkrijging van monumenten geldt niet als een onroerende zaak wordt verkregen voordat deze als monument is ingeschreven. De staatssecretaris keurt goed dat de vrijstelling wordt toegepast als de aanvraag tot aanwijzing als monument is gedaan op het moment van de verkrijging en de onroerende zaak binnen tien maanden na de verkrijging als monument is ingeschreven. - De vrijstelling geldt ook als een monument wordt verkregen door een rechtspersoon die op dat moment nog niet is aangewezen als monumentenrechtspersoon. Het verzoek tot aanwijzing moet op het moment van de verkrijging al zijn gedaan en vervolgens worden ingewilligd. - De overdrachtsbelasting die vanwege de monumentenvrijstelling aanvankelijk niet is geheven wordt alsnog verschuldigd als de verkrijger binnen 25 jaren na de verkrijging niet meer kwalificeert als monumentenrechtspersoon. In twee gevallen keurt de staatssecretaris goed dat niet wordt teruggekomen op de vrijstelling. Het betreft de verdwijning van een monumentenrechtspersoon in het kader van een juridische fusie en de situatie waarin een monumentenrechtspersoon het (laatste) monument vervreemdt. In het laatste geval geldt als voorwaarde dat de rechtspersoon binnen zes maanden opnieuw een monument verkrijgt en nog steeds kwalificeert als monumentenrechtspersoon.