Nieuw feit ontbrak voor navordering doorbetaling aandeel winst

14 mei 2007 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJN: AW1313, BK 497/04

Bij de ontbinding van de maatschap tussen een veehouder en zijn zoon per 1 januari 1995 verplichtte de zoon zich tot betaling van een deel van de meeropbrengst van de grond en het melkquotum bij verkoop van het bedrijf binnen tien jaar. Voor de overdracht van het melkquotum had de vader gebruik gemaakt van een doorschuifregeling waardoor hij geen belasting hoefde te betalen. De fiscale boekwaarde van het melkquotum was bij de overdracht nihil. In 1998 beƫindigde de zoon zijn onderneming en verkocht hij de grond en het melkquotum. De Hoge Raad stond slechts aftrek van het aan vader betaalde aandeel in de opbrengst van het melkquotum toe voorzover het betrekking had op de waardeaangroei na de overdracht daarvan in 1995. De belastingdienst legde aan de vader, die de ontvangen bedragen niet in zijn aangifte inkomstenbelasting over 1998 had verantwoord, een navorderingsaanslag inkomstenbelasting op. Hof Leeuwarden vernietigde de navorderingsaanslag wegens het ontbreken van het voor navordering vereiste nieuwe feit. De belastingdienst was door het beroep op doorschuiving van het overgedragen melkquotum op de hoogte van het voorwaardelijke recht op betaling van een deel van de meerwaarde van landerijen en melkquotum dat de vader van zijn zoon had bedongen. Verder bleek uit de aangifte vermogensbelasting 1999 van de vader dat hij in het jaar 1998 ondanks zijn geringe inkomen zeer grote sommen geld had ontvangen. Dat had aanleiding moeten vormen voor het stellen van vragen.