14 mei 2007 | Overig | jurisprudentie | LJN: AZ2324, AWB 05/4711
Een ondernemer droeg over de jaren 2000 tot en met 2003 op aangifte omzetbelasting af. Overeenkomstig deze aangiftes legde de belastingdienst naheffingsaanslagen op aan de ondernemer. De naheffingsaanslagen over 2000 en 2001 werden op 30 december 2002 opgelegd; de naheffingsaanslag over 2003 op 30 september 2004. De naheffingsaanslag over 2002 werd pas op 31 januari 2006 opgelegd. Bij brief van 18 juli 2005 diende de ondernemer een bezwaarschrift in tegen de naheffingsaanslagen in verband met het arrest Charles en Charles-Tijmens van het Hof van Justitie EG. Volgens dat arrest heeft een ondernemer recht op aftrek van de gehele voorbelasting ook als hij een zaak gedeeltelijk privé gebruikt. De Nederlandse wet beperkte de aftrek van voorbelasting tot het zakelijk gebruik. De ondernemer ging in bezwaar en vervolgens in beroep. Volgens de ondernemer was er pas door de uitspraak van het HvJ aanleiding om bezwaar te maken tegen de naheffingsaanslagen. Het zou volgens de ondernemer onredelijk zijn om hem aan de wet te houden, terwijl die wet in strijd blijkt te zijn met EG-recht. Hij claimde alsnog vooraftrek voor de afgedragen omzetbelasting inzake privégebruik telefoon, auto en administratiekosten, alsmede voor de verbouwing van de woning, van waaruit de onderneming wordt gedreven. Volgens de rechtbank was het bezwaarschrift ruim buiten de wettelijke termijn van zes weken na de laatste naheffingsaanslag binnengekomen en dus terecht niet-ontvankelijk verklaard. De omstandigheid dat de uitspraak van het HvJ tijdens de bezwaartermijn nog niet bekend was en de ondernemer zich aan de wet heeft gehouden leidt niet tot een verschoonbare termijnoverschrijding. De ondernemer had bezwaar kunnen maken in afwachting van Europese jurisprudentie op dit punt. Volgens de rechtbank waren er in dit geval geen bijzondere omstandigheden die de belastingdienst aanleiding gaven om de definitief geworden aanslagen opnieuw te onderzoeken, rekening houdend met de recente uitspraken van het Hof van Justitie Eg. Anders dan in de door het Hof van Justitie berechte zaak Kühne & Heitz waren de besluiten niet definitief als gevolg van een uitspraak van de hoogste nationale rechter, maar door het (laten) verlopen van de bezwaartermijn.