Nota naar aanleiding nader verslag Belastingplan 2004; wijzigingen n.a.v. Bosal-arrest

14 mei 2007 | Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | WDB 2003-00516 M; 29210

Naar aanleiding van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in de zaak Bosal is een wijziging opgenomen in het Belastingplan 2004 ter reparatie van de gevolgen van dat arrest. In de nota naar aanleiding van het nader verslag merkt de staatssecretaris op, dat het arrest geen consequenties heeft voor de aftrek van kosten voor deelnemingen in tot de EU toetredende landen vóór het moment van toetreding. Verder is hij van mening, dat de bepalingen uit het OESO-modelverdrag betreffende het zakelijk handelen tussen verbonden lichamen (arm’s length-beginsel) niet van toepassing is op de voorgestelde regeling, die een zuivere thin-capitalizationregeling is. Dat heeft tot gevolg, dat belastingplichtigen geen beroep kunnen doen op een op het OESO-modelverdrag gebaseerd artikel van een belastingverdrag om een aftrekbeperking op basis van thincapregels te voorkomen. Belastingplichtigen kunnen ook geen beroep doen op het Arbitrageverdrag. Het Arbitrageverdrag grijpt namelijk ook aan bij het arm’s length-beginsel en gebruikt daarbij bewoordingen die overeenkomen met artikel 9. Of de aftrekbeperking van rente van toepassing is hangt af van de verhouding tussen het eigen en het vreemde vermogen. Voor die toets wordt onder vreemd vermogen slechts verstaan het saldo van de verschuldigde geldleningen en de uitstaande geldleningen. Niet elke in geld uitgedrukte schuld is een geldlening. De nog verschuldigde belasting is bijvoorbeeld wel in een geld uitgedrukte schuld, maar geen geldlening. Ook een voorziening is geen vreemd vermogen in de zin van de thincap-regeling.Op basis van de voorgestelde regeling kan een algemene maatregel van bestuur kan worden vastgesteld. Deze zal in de loop van 2004 worden gepubliceerd. Op dit moment is nog niet precies duidelijk welke onderwerpen daarin zullen worden behandeld. In ieder geval zal, zoals aangegeven in de memorie van toelichting, de verdeling van het plafond dat is opgenomen in het tiende lid worden geregeld voor het geval dat de belastingplichtige meerdere buitenlandse vaste inrichtingen heeft. Tevens zal aandacht worden besteed aan de wijze waarop de franchise van € 500.000,- moet worden toegepast op de buitenlandse vaste inrichting(en).