NS mocht voorziening treffen voor bodemsanering; hoge vergoeding kosten bezwaar

14 mei 2007 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN: AR8038, 01/03423

Naar het oordeel van Hof Amsterdam mocht de NS een voorziening vormen voor de kosten van het saneren van bodemvervuiling in de aangiften vennootschapsbelasting 1995 en 1996. De NS had bij de verzelfstandiging in 1995 met de Staat een overeenkomst gesloten over de aanpak van de noodzakelijk geachte sanering van de terreinen en over de verdeling van de kosten daarvan. De totale kosten werden door een onderzoeksbureau op meer dan ƒ 3 miljard geraamd. Het Hof was het met partijen eens dat de NS een verplichting had om te betalen voor de bodemsanering. Voor deze verplichting mocht de NS op grond van goed koopmansgebruik ten laste van de winst een voorziening vormen. Volgens de inspecteur was dat niet mogelijk omdat het ging om een investering in een bedrijfsmiddel. De uitgaven zouden een waardevermeerdering van de terreinen tot gevolg hebben. Naar het oordeel van het Hof maakte de inspecteur niet aannemelijk dat er een nauw verband was tussen de verplichte betalingen en een eventuele waardevermeerdering van de terreinen. Evenmin was (vrijwel) zeker dat die waardevermeerdering zich zou voordoen. Voor wat betreft de schatting van de omvang van de verplichting sloot het Hof aan bij de berekeningen van de NS. Het Hof wees het verzoek om schadevergoeding, bestaande uit de kosten van rechtsbijstand in de bezwaarfase, toe. Het ging om € 108.574. De inspecteur bestreed de urenspecificatie niet, maar vond het gehanteerde uurtarief te hoog. Hij meende dat het tarief moest worden gematigd tot € 70. Het Hof vond het tarief van € 283 niet onredelijk hoog.