14 mei 2007 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJN-nummer: AH9983 Zaaknr: BK-00/02348
Bij een boekenonderzoek bij een BV, die een camping exploiteert, constateerde de belastingdienst meerdere administratieve tekortkomingen. Er zijn betalingen aan de directeur/aandeelhouder gedaan, die als kosten zijn geboekt bij de BV. In de administratie was geen bewijs te vinden dat er kosten voor de BV zijn gemaakt door de aandeelhouder. Verder is een deel van de omzet niet verantwoord door de BV. In de administratie waren facturen aanwezig waarvan niet duidelijk was of zij betaald waren. De inspecteur ging naar het oordeel van het Hof terecht uit van contante betaling, omdat bij andere wijze van betaling dit op de factuur werd vermeld. Verder had de inspecteur enkele malen luchtfoto's laten maken van de camping. Daaruit bleek, dat meer plaatsen bezet waren dan in de administratie van de BV was verwerkt. Omdat het bedrag aan niet verantwoorde omzet niet meer aanwezig was in de BV was de inspecteur van mening, dat een winstuitdeling heeft plaatsgevonden. Ook de ten onrechte als kosten geboekte betalingen merkt hij als winstuitdeling aan. De directeur aandeelhouder was voorheen als beherend vennoot in een CV ondernemer. De commanditaire vennoot was de BV. Met terugwerkende kracht tot 1 januari 1994 wordt de onderneming, bestaande uit het aandeel in de CV, op 31 maart 1995 ingebracht in de BV. De CV wordt op 31 maart 1995 ontbonden, eveneens met terugwerkende kracht tot 1 januari 1994. De woning van de ondernemer is bij de ontbinding van de CV naar zijn privé-vermogen gegaan. De woning is in 1994 gebouwd op het terrein, waarop de onderneming werd gedreven. Een gedeelte van de bouwkosten is ten laste van de winst van de BV gebracht. Dat bedrag wordt als winstuitdeling bij het inkomen van de ondernemer over 1994 geteld. De ondernemer wilde de correctie in rekening-courant laten plaatsvinden. Hij stelde zich op het standpunt, dat de inbreng in de BV civielrechtelijk in 1995 heeft plaatsgevonden en er dus geen uitdeling van winst in 1994 kon hebben plaatsgevonden. Naar het oordeel van Hof Den Haag is het tijdstip van inbreng van de onderneming niet van belang, omdat de BV al in 1991 was opgericht en als commanditaire vennoot participeerde. De kosten waren in 1994 ten onrechte voor rekening van de BV gekomen. Bovendien was de ondernemer als directeur en aandeelhouder van de BV zich ervan bewust, dat hij door de kosten van de woning voor rekening van de BV te laten komen zichzelf als aandeelhouder had bevoordeeld. De uitdelingscorrectie bleef in stand.