27 januari 2003 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN-nummer: AF6409 Zaaknr: 02/00459
Voor het recht op zelfstandigenaftrek moet een ondernemer voldoen aan het urencriterium. Naast het aantal in de wet genoemde uren moet sinds 1998 ook nog voldaan worden aan de eis, dat minstens de helft van de arbeidstijd aan de onderneming is besteed. Een ondernemer, die daarnaast in loondienst werkzaam was op basis van een urencontract, had in 1998 1542 uren in loondienst gewerkt. Om voor zelfstandigenaftrek in aanmerking te komen moest hij minimaal dit aantal uren in de onderneming hebben gewerkt. In zijn agenda had hij een globale urenverantwoording opgenomen. Die kon niet dienen als bewijs voor de door hem gewerkte uren, omdat de verantwoording niet volledig was en innerlijk tegenstrijdig. In eerdere jaren was hem wel zelfstandigenaftrek verleend, omdat hij tenminste 875 uren werkte in de onderneming en zijn echtgenote 1.225. Omdat de omstandigheden van de onderneming sindsdien niet waren gewijzigd, mocht hij daaraan het vertrouwen ontlenen, dat de inspecteur dat aantal uren ook in latere jaren als aan de onderneming besteed zou beschouwen. Door de extra eis, dat hij tenminste 50% aan de onderneming moest besteden, leverde dit vertrouwen de ondernemer niets op.