Ondernemerschap op basis van inkomensperspectief en investeringen

14 mei 2007 | Overig | jurisprudentie | LJN: AT9603, AWB 05/0393 IB

Naast zijn werkzaamheden als docent was iemand werkzaam als keramist. In de jaren 1986 tot en met 2000 bedroeg zijn gemiddelde omzet circa € 1.550, terwijl het resultaat in alle jaren negatief was. Na beëindiging van de werkzaamheden als docent werd de omzet hoger. Alleen in 2004 was het resultaat positief. In geschil was of er in het jaar 2001 sprake was van ondernemerschap. De rechtbank Arnhem stelde vast dat sprake was van deelname aan het economische verkeer en het beogen van voordeel. Ondanks de negatieve resultaten was de rechtbank van oordeel dat in 2001 een positief resultaat redelijkerwijs verwacht kon worden, gezien de gewijzigde omstandigheden. Er was een bron van inkomen. Er was ook sprake van ondernemerschap. Bepalend daarvoor vond de rechtbank de tijd die vanaf 2001 beschikbaar was voor de activiteiten, het feit dat deze al sinds 1984 werden ontplooid, de te verwachten positieve resultaten, de investering in 2003 in bedrijfsmiddelen voor € 9.000, en de deelname aan exposities en evenementen en publicaties in verschillende tijdschriften.