Ondersteuning behoeftigde ouders in buitenland voldoende aannemelijk gemaakt

14 mei 2007 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJN: AU3422, BK 109/04

Iemand trok in zijn aangifte inkomstenbelasting 1998 zijn bijdrage in het levensonderhoud van zijn in Kosovo wonende ouders af. De inspecteur weigerde de aftrek toe te staan. Rechtstreekse betalingen naar Kosovo via regulier bankverkeer of met postwissels waren in 1998 niet mogelijk. Daarom kocht de belanghebbende in Nederland Duitse marken die hij aan een reisbureau overhandigde. Uit de kwitanties bleek dat het geld bestemd was voor de ouders. De ouders verklaarden schriftelijk dat zij in de jaren 1997 tot 2000 voor een totaalbedrag van DM 45.000 door hun zoon werden ondersteund. Het totaal van de bedragen die in deze jaren als buitengewone last zijn geclaimd was niet lager dan het bedrag van DM 45.000. Hof Leeuwarden ging er daarom vanuit, dat het in 1998 in aftrek te brengen bedrag volledig hierin was begrepen. De belanghebbende had de betaling en ontvangst voldoende bewezen. Tussen partijen was niet in geschil dat de ouders behoeftig waren en dat hun zoon zich moreel verplicht voelde om zijn ouders te ondersteunen. Het Hof stond de gevraagde aftrek toe.