2 september 2005 | Hof Leeuwarden | jurisprudentie | LJN: AU2099, BK 796/03
Twee broers waren samen de erfgenamen van hun vader. Zijn nalatenschap bevatte een boerderij met erf en weiland, die aan een van de broers was verpacht. Deze broer sloot, volgens de ondertekening namens de erven, met de belastingdienst een overeenkomst om de waarde van de boerderij minnelijk vast te stellen. Bij de vaststelling van de aanslagen successierecht van beide broers ging de inspecteur uit van de op grond van die overeenkomst vastgestelde waarde. Beide broers maakten bezwaar tegen hun aanslag. De belastingdienst verminderde de aanslag van de broer die de overeenkomst niet had ondertekend omdat niet vast stond dat zijn broer hem bij het sluiten van de overeenkomst vertegenwoordigde. De aanslag van de broer die de overeenkomst wel had ondertekend werd niet verminderd. Naar het oordeel van Hof Leeuwarden was dat terecht. De overeenkomst met de belastingdienst was voor beide partijen bindend, omdat niet aannemelijk was gemaakt dat de taxatie apert onjuist was. Het compromis met de broer kwam voort uit een verzuim van de belastingdienst die niet had gecontroleerd of de ondertekenaar van de overeenkomst mede namens zijn broer optrad.