Ongebruikelijke optietransacties vormden uitdeling van winst
14 mei 2007 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN: AU2955, 02/01693 en 03/03113
Een BV ging met haar DGA effectentransacties aan. Het ging om optiecontracten. Deze transacties hadden een fors verlies voor de BV tot gevolg, maar de belastingdienst wilde daarmee bij de vaststelling van de aanslagen vennootschapsbelasting 1998 en 1999
geen rekening houden. De optiecontracten waren onduidelijk en lieten geen eenduidige conclusie toe welke partij koper en welke partij verkoper was. Er lag weliswaar een raamovereenkomst ten grondslag aan de afzonderlijke contracten, maar ook daaruit was de
hoedanigheid van de contractpartijen niet op te maken. Hof Amsterdam stelde vast dat er geen geldstromen hadden plaatsgevonden in verband met de transacties. Deze werden pas achteraf in de administratie verwerkt. Opmerkelijk was dat het verlies uit de effectentransacties
ongeveer overeen kwam met het bedrag van de winstreserves van de BV. Naar het oordeel van het Hof zou geen redelijk denkende ondernemer zich met dergelijke transacties hebben ingelaten. Er was sprake van een uitdeling van winst aan de DGA omdat de BV uitsluitend
ten gerieve van haar DGA de transacties was aangegaan. Bij de winstberekening van de BV mocht daarmee geen rekening worden gehouden. De winstuitdelingen werden bij de DGA belast. De beroepen tegen de opgelegde aanslagen inkomstenbelasting 1998 en 1999 wees
het Hof af.