Ontbreken van bad en douche voorkomt kwalificatie als woning

14 mei 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJN-nummer: AO7450 Zaaknr: 03/00610

Ter dekking van de kosten van de aanleg van riolering in het buitengebied stelde een gemeente een baatbelasting in. Die werd geheven van de eigenaren van de onroerende zaken die op de riolering werden aangesloten. Onder “onroerende zaak” werd voor deze belasting ook begrepen een gedeelte van een gebouw dat gezien zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt. Met een beroep op die bepaling werd aan de eigenaar van een woning een tweetal aanslagen opgelegd. De ene aanslag betrof het door hem en zijn gezin bewoonde gedeelte van de woning; de andere aanslag betrof het door zijn moeder bewoonde gedeelte. Volgens Hof Arnhem was het door de moeder bewoonde gedeelte van het woonhuis wegens het ontbreken van een bad- of douchegelegenheid geen afzonderlijke onroerende zaak.Een kraan boven het aanrecht in de keuken kan naar de huidige maatstaven niet als een bad/douchegelegenheid worden beschouwd. Dat betekende dat een essentiële voorziening in het door de moeder bewoonde gedeelte ontbrak. Dit kon daarom niet als een zelfstandige onroerende zaak worden beschouwd.