14 mei 2007 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJN: AS8470, BK-03/00840
Een concern van vennootschappen had drie natuurlijke personen als aandeelhouder. Ieder van hen had via zijn persoonlijke holding een belang van 1/3 in het concern. Zij waren alle drie in dienst bij een van de concernvennootschappen, maar een deel van hun arbeidsbeloning werd doorbelast aan andere concernvennootschappen. Voor de aandeelhouders werd bij alle vennootschappen waarvoor zij werkten een spaarloonregeling en een winstdelingsspaarregeling getroffen. De belastingdienst was het daar niet mee eens en legde een naheffingsaanslag loonbelasting op. Het beroep tegen de uitspraak op het bezwaarschrift, dat door het concern was ingediend tegen de naheffingsaanslag werd te laat ingediend. Hof Den Haag verklaarde het beroep daarom niet ontvankelijk, maar gaf ten overvloede toch een inhoudelijk oordeel. Het gegeven dat de aandeelhouders voor meerdere vennootschappen werkzaamheden verrichtten hield volgens het Hof niet in, dat er met die vennootschappen ook dienstbetrekkingen bestonden. Het bestaan daarvan bewees het concern niet. Als schriftelijk bewijs voor het bestaan van dienstbetrekkingen was er alleen de schriftelijke vastlegging van de werknemersspaarregelingen. De winstdelingsregelingen voldeden niet aan de wettelijke vereisten. Dat gold ook voor de spaarloonregeling, omdat deze niet openstond voor driekwart van het personeel. Voor andere werknemers dan de aandeelhouders was een regeling met een bank getroffen, terwijl de regeling voor de aandeelhouders in eigen beheer werd gehouden.