Ontvangst aanvraagformulier lijfrenteverzekering door inspecteur was voldoende voor totstandkoming v

29 april 2005 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AT4893, 38856

Met ingang van 15 oktober 1990 is de Brede Herwaardering van lijfrente- en kapitaalverzekeringen in werking getreden. De fiscale behandeling van levensverzekeringen en de voorwaarden die gelden zijn daardoor ingrijpend veranderd. Voor bestaande verzekeringen gold een overgangsregeling. Voor verzekeringen die rond genoemde datum tot stand zijn gekomen was het van belang om te bepalen of het oude regime nog kon worden toegepast of niet. In een procedure over een dergelijke verzekering, waarbij de vraag was of de overgangsregeling van toepassing was ging Hof Den Bosch er veronderstellenderwijze van uit dat het indienen van een aanvraagformulier voor een verzekering gold als de aanvaarding van een aanbod van de verzekeringsmaatschappij. De lijfrenteovereenkomst kwam in die veronderstelling tot stand op het tijdstip waarop de verzekeringsmaatschappij het aanvraagformulier ontving. Volgens de Hoge Raad was dat oordeel juist. Het Hof nam verder aan dat de tussenpersoon het aanvraagformulier pas een of twee dagen later overhandigde aan de inspecteur van de verzekeringsmaatschappij. Omdat de inspecteur geen volmacht had om verzekeringen te sluiten lag volgens het Hof het tijdstip van totstandkoming van de verzekering niet op het moment waarop de inspecteur het formulier ontving maar op het tijdstip waarop hij het formulier op het kantoor van de verzekeringsmaatschappij afgaf. Volgens de Hoge Raad was het echter mogelijk dat de inspecteur wel gevolmachtigd was om het aanvraagformulier namens de verzekeringsmaatschappij in ontvangst te nemen. Met de ontvangst door de inspecteur had het aanvraagformulier de verzekeringsmaatschappij dus bereikt. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van Hof Den Bosch en verwees de zaak naar Hof Arnhem.