14 mei 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJN: AU1022,04/01141 en AU1019; 04/00415
Een DGA had bij zijn BV een kapitaalverzekering gesloten. De verzekering gaf recht op een uitkering bij overlijden voor de einddatum en op een uitkering bij in leven zijn op de einddatum. De uitkering bij leven bestond uit een gegarandeerd gedeelte met een aandeel in de winst. De inspecteur was van mening dat de winstdelingsregeling niet zakelijk was. Bij de berekening van het gegarandeerde eindkapitaal was uitgegaan van een hogere rentevoet (6%) dan de gebruikelijke rekenrente van 4%, terwijl de BV ook nog kosten van de verzekering voor haar rekening nam. Volgens Hof Arnhem merkte de inspecteur terecht op dat een zakelijk handelende verzekeraar zoveel mogelijk risicomijdend zou beleggen om te zijner tijd aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen. Waneer een verzekeraar een deel van de premies risicodragend zou beleggen, zou hij niet de volledige daarmee behaalde winst toekennen aan de verzekerde. Het Hof deelde de opvatting van de inspecteur dat de (uitleg van de) winstdelingsregeling onzakelijk was en bedoeld was om de DGA te bevoordelen. De inspecteur had terecht de toevoeging door de BV in 1998 aan de gevormde winstdelingsvoorziening niet in aftrek toegelaten en als winstuitdeling bij het inkomen van de DGA geteld.