14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AU3163, 40105
In een procedure weigerde Hof Den Haag aftrek van de kosten van levensonderhoud die iemand betaalde voor de zoon van zijn partner. Het Hof was van oordeel dat evenmin sprake was van buitengewone lasten voor de partner, omdat deze de uitgaven niet had gedaan. Omdat de partner geen buitengewone lasten had hoefde volgens het Hof de vraag of samenvoeging van buitengewone lasten mogelijk was niet meer te worden beantwoord. De Hoge Raad heeft deze uitspraak vernietigd omdat het Hof daarmee een te beperkte uitleg gaf van de betreffende wetsbepalingen. Deze bepalingen waren niet alleen van toepassing voor gehuwden maar ook voor ongehuwd samenwonenden die aan de in de wet gestelde voorwaarden voldeden. Het kind van de partner werd gelijk behandeld met het kind van een echtgenote, dus als een stiefkind van degene die uitgaven ter voorziening in het levensonderhoud had gedaan. Hof Amsterdam moet deze zaak nu verder behandelen.