Opnemen jaar in nieuw middelingstijdvak mogelijk na ongedaan maken eerste middeling

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AR5981, 39655

De wet op de inkomstenbelasting kent een regeling ter voorkoming van een relatief hoge belastingdruk bij sterk wisselende jaarinkomens. Deze zogenaamde middelingsregeling houdt in, dat van de inkomens over een periode van drie aaneengesloten kalenderjaren het gemiddelde wordt bepaald, waarna voor ieder jaar de belasting wordt berekend over dat gemiddelde inkomen. Als het totaal van die belastingberekening lager is dan de geheven belasting over deze jaren wordt op verzoek een teruggaaf van belasting verleend. Kalenderjaren die eenmaal in een middeling zijn betrokken, kunnen niet in een ander middelingsverzoek worden betrokken. Uitzondering daarop is de situatie, waarin een eerdere middelingsteruggaaf ongedaan is gemaakt. Dat deed zich voor in een geval, dat onlangs aan de Hoge Raad is voorgelegd. Iemands middelingsverzoek over het tijdvak 1994 tot en met 1996 werd toegewezen. Zijn inkomen over 1997 was negatief. Volgens de wettelijke regeling werd dit verlies verrekend met de belastbare inkomens over 1995 en 1996. De eerder afgegeven middelingsteruggaaf verviel daardoor. In het jaar 2000 diende de betrokkene een verzoek om een middelingsteruggaaf over het tijdvak 1996 tot en met 1998 in. Dit verzoek is door de inspecteur afgewezen, omdat 1996 al in een eerder middelingstijdvak was betrokken.Hof Den Bosch was van oordeel dat er per saldo geen middelingsteruggaaf over de periode 1994 tot en met 1996 is verleend, zodat niet kan worden gezegd dat het jaar 1996, als het middelingsverzoek over 1996 tot en met 1998 zou worden toegewezen, wordt betrokken in twee elkaar overlappende middelingstijdvakken. De Hoge Raad heeft dat oordeel bevestigd.